Potala Palace - Lhasa - Tibet

Seven Days in Tibet





“Give the ones you love
Wings to Fly
Roots to come Back
and Reasons to Stay”

(Daila Lama)

Na een treinreis van bijna 37 uur zijn we dan eindelijk in Lhasa, de hoofdstad van Tibet. Honderden soldaten stappen met ons uit de trein, het zijn er ontzettend veel en ze moeten zich 1 voor 1 melden. Wij moeten ons ook melden, maar dan bij het immigratiekantoor waar ons paspoort en Tibet visum grondig gecontroleerd worden. Vervolgens worden we ‘opgehaald’ voor onze tour, gezien we in Tibet niet zelfstandig mogen reizen. We moeten 1,5 uur wachten op onze andere tourgenoten, zucht, dat is wel het laatste wat je wilt horen na een urenlange treinreis. We gaan maar eten bij een lokaal restaurant, onze eerste kennismaking met de lokale bevolking en keuken. Het merendeel van de mensen spreekt Tibetaans en sommigen Mandarijn (Chinees) of Engels. We zijn blij als we eindelijk naar ons hotel worden gebracht en hoewel men zegt dat je beter niet kunt douchen vanwege het hoogteverschil en lagere temperatuur, is dit het eerste wat wij doen. Lhasa ligt op 3680m hoogte, maar we hebben weinig last van het hoogteverschil en het is momenteel vrij warm buiten, rond de 25 graden. Bovendien hebben we al twee dagen niet gedoucht, dus het is té verleidelijk om het wel te doen. Gelukkig hebben we geen negatieve consequenties ervaren.

We hebben een 8-daagse tour door Tibet voor de boeg. Wacht even, 8? Je zei toch seven days in Tibet? Dat klopt, seven days in Tibet klinkt toch veel leuker, en bekender, en bovendien is er niets aan gelogen. Zeven volle dagen hebben we er doorgebracht en op de achtste dag hebben we het land vroeg verlaten.

Tibet was ongeveer 38 jaar lang een onafhankelijk land, maar sinds 1950-51 weer onderdeel van China. Het gebied is in politieke en bestuurlijke zin een autonome regio van China en een officiële etnische groep met een eigen taal, cultuur en het Tibetaans boeddhisme als één van de belangrijkste religies. Lhasa betekent “Soul of God, plek van de Goden” en is het centrum van het boeddhisme en de Daila Lama’s. Lhasa is met zijn 3680m één van de hoogste steden ter wereld, al komt het niet in de buurt van de Boliviaanse stad Potosí die op 4067m hoogte ligt en ik een jaar geleden bezocht.

Na een heerlijke nacht slapen gaan we op pad met onze groep, die uit zeven mensen bestaat. Wijzelf, een ander koppel en 3 Duitse mannen. Vanwege het hoogteverschil hebben we van de gids een aantal tips gehad, zoals niet roken, liever geen alcohol drinken, op tijd naar bed gaan, niet teveel fysieke activiteit etc. Toegegeven, wij hebben geen gehoor gegeven aan de tip om niet te douchen, maar de Duitse mannen lappen werkelijk alle tips aan hun laars: ze roken als een schoorsteen en zijn gisteren flink op stap geweest. Heel onhandig als je nog aan de hoogte moet wennen! De eerste valt dan ook al snel af en gaat terug naar het hotel na onze eerste bezichtiging aan de Drepung Monastery, een heel mooi, kleurrijk klooster.

Oceaan van Wijsheid
Het Tibetaans boeddhisme heeft vijf hoofdscholen: nyingma, sakya, kagyü, jonang en gelug. De laatste is de jongste van deze scholen en de belangrijkste spirituele leider van de Gelug school, ookwel gele hoed genoemd, is de Daila Lama. Drepung is het belangrijkste klooster voor de Gelug stroming en traditioneel woonden de Daila Lama’s hier. Totdat de 5e Daila Lama Potala Palace bouwde, het beroemde paleis in Lhasa, en daar naartoe verhuisde. Vanaf toen werd het klooster een ontmoetingsplek voor het lokale regiem voor religie en politiek. Wellicht een leuk weetje over het woord Dalai Lama, dit zou betekenen oceaan van wijsheid “Ocean of Wisdom”.

De Drepung Monastery is in 1416 gesticht, de grootste in Tibet en zelfs enige tijd het grootste klooster ter wereld geweest. Drepung stond lang bekend om zijn hoge standaarden van academische studie. Er waren tijden waar zo’n 10.000 monniken (monks) in dit ene klooster woonden, tegenwoordig wonen er maximaal 300 zodat ze beter gecontroleerd kunnen worden. In de ogen van vele Tibetanen hebben deze kloosters veel van hun geloofwaardigheid en onafhankelijkheid verloren. 

Het is en was niet verplicht om monnik te worden, maar ouders willen traditioneel graag dat hun zoon monnik wordt. Ze moeten leven met wat ze nodig hebben, niet met wat ze willen. Het draaide altijd om simpel leven en het principe dat iedereen gelijk is, maar ook dat begint te veranderen. Tegenwoordig is het leven van een monnik veel luxer en wordt het steeds meer gezien als een normale baan. Ze leven in steeds grotere kamers voorzien van flatscreen tv’s en smartphones. Je moet er echter wel wat voor doen, want je moet vele certificaten behalen om monnik te kunnen worden. Gezien het gelimiteerde aantal plekken om monnik te worden, zijn connecties tegenwoordig veel belangrijker geworden.

We krijgen een heleboel interessante verhalen te horen, en we luisteren graag want onze gids kan heel levendig vertellen. Zoals onder andere over het feit dat de monniken boter offeren om licht te creëren voor wanneer het donker zal worden, na hun dood. Op vele plekken in het klooster zien we dan ook schaaltjes met boter staan. Daarnaast wordt er veel water geofferd, om twee redenen: 1. het kost bijna niets en dus kan bijna iedereen het offeren en 2. het is puur. De oude Tibetaanse valuta is ook in het klooster te vinden, het geld was erg groot in omvang. Zoals vele bankbiljetten vroeger was het gemaakt van handgemaakt papier en handgeschreven. Tegenwoordig is de officiële valuta de Chinese yuan.

In tegenstelling tot de meeste boeddhisten eet men in Tibet wel vlees, men zegt dat dat met name met de hoogte te maken heeft. Ze eten geen seafood, er is geen zee in de buurt en dus was dat altijd lastig te verkrijgen. In plaats daarvan eten ze met name jakvlees, kip, lam en varkensvlees. Een jak is een groot rund dat alleen in de hooglanden voorkomt. Het heeft veel weg van een bizon, maar dan met dikke, vrij lange haren die ze beschermen tegen de kou in het hoogland. Het is een belangrijk dier in Tibet, het grote rund kan helpen bij transport, geeft melk, een warme vacht en vlees.

Kloosters, kloosters, kloosters
Naast de jak, is ook het boeddhisme ontzettend belangrijk in Tibet en een groot deel van onze tour bestaat daarom uit het bezoeken van kloosters. Normaal denk je na 1 of 2 kloosters alles wel gezien te hebben, maar met name de gedetailleerde en interessante verhalen van de gids maken het echt de moeite waard. Hij weet een heleboel over de geschiedenis, cultuur en religie te vertellen waardoor het verre van saai is. Na het Drepung klooster gaan we door naar het Sera klooster. In de Tibetaanse taal betekent Sera wilde roos, het klooster is zo genoemd vanwege de heuvel erachter die bedekt was met wilde rozen tijdens de bouw van het klooster. Het is een groot complex dat een oppervlakte van bijna 115.000 vierkante meter beslaat. Net als de Drepung Monastery behoort ook deze tot de gele hoeden school (Gelug school). Er staan een heleboel pilaren met tapijten en stof eromheen, er hangen “gordijnen” en vaantjes en er zijn vele zitjes voor de monniken. Uiteraard ontbreken de Boeddhabeelden en afbeeldingen niet, zijn er bloemen te vinden, veel gouden objecten, kaarsen en foto’s van Daila Lama’s en andere masters.

We wonen een monnikendebat bij, waar de monniken met elkaar “debatteren” om de waarheid te vinden en hun wijsheid te vergroten. Het debat is oneindig, het is nooit klaar want morgen kan de waarheid anders zijn. Het is dan ook een dagelijks ritueel en een debat van 1 op 1 vindt elke dag plaats met een ander. Meestal stelt de meest leergierige de vragen en geeft de ander een antwoord, daarbij klappen ze in hun handen om de flow in de discussies te houden. Het ziet er beweeglijk uit.

Daarna is de tour voor vandaag voorbij en mogen we zelf bepalen wat we nu willen doen, zolang we de stad maar niet verlaten. We blijven nog even bij het klooster en klimmen ongeveer een kwart van de berg op. Fysiek gaat het eigenlijk prima, al zijn we wel sneller moe dan normaal, maar niet extreem. Het uitzicht is mooi en we zien het Potala Palace boven de stad uitsteken en de bergen die de stad omringen. Sinds de jaren 80-90 is er heel veel veranderd in Lhasa. China heeft veel gebouwd, meer mensen zijn hier komen wonen en daardoor is er veel meer verkeer. Er staan een heleboel grijze gebouwen in de stad die stammen uit die tijd. De stad is ook wat rijker en moderner geworden.

Er zijn weinig buitenlanders in de stad en daarom worden we wel eens aangestaard door de locals. De inwoners lijken vriendelijk en ze lachen veel. Wat ons opvalt is dat er veel straathonden in de stad rondlopen. De stad bestaat uit mooie traditionele gebouwen, maar ook uit winkelcentra en saaie grijze gebouwen. De gebieden rondom de religieuze gebouwen kom je niet zomaar in. Alle Tibetanen moeten hun identiteitsbewijs laten zien om er in te mogen en soms wordt je tas ook gecontroleerd. Later wordt ons verteld dat Tibetanen maximaal 3x per jaar op de bewaakte plekken mogen komen anders kunnen ze op een blacklist komen. Door de stad verspreid zijn er meerdere van zulke checkpoints en hangen vele camera’s. De meeste Tibetanen hebben overigens geen paspoort. Alleen de rijkeren en degenen met goede connecties kunnen er een krijgen, dus internationaal reizen zit er niet zomaar in voor ze. Ze kunnen zelfs niet naar China, terwijl het voor de Chinezen geen probeem is om Tibet te bezoeken.

We gaan eten in een restaurant op een balkon met een mooi uitzicht op een tempel. Daarna lopen we nog eens naar Potala palace dat nu erg mooi verlicht is. Het is toch wel bijzonder om hier zo rond te lopen.

Boeddha’s huis – Potala Palace
De Jokhang Temple ligt in het midden van het historische centrum en we zijn er gisteren al langs gelopen, maar vandaag brengen we een officieel bezoek. De tempel is belangrijk in het Tibetaans boeddhisme en is heel druk versierd met veel kleuren, tapijten, kroonluchters, goudkleurige verf, beelden, afbeeldingen, schilderingen en kaarsen. Het bezit tevens één van de belangrijkste Boeddhabeelden afkomstig uit India en elke pelgrimage in Tibet start vanaf hier. In tegenstelling tot de kloosters, is deze tempel voor alle boeddhistische stromingen.

Dan is het eindelijk tijd om het meest prominente gebouw van Lhasa te bezoeken, een gebouw dat we al meerdere keren gepasseerd zijn en zichtbaar is vanuit verschillende plekken in de stad: Potala Palace. Uiteraard zit hier ook een mooie betekenis achter, want Potala betekent zoiets als Boeddha’s huis. Uit respect voor het bouwwerk geldt tot dusver de regel dat geen enkel gebouw in de stad hoger mag zijn dan het paleis. Het wit-rode paleis is gebouwd op de 130 meter hoge rode berg. De 5e Daila Lama verbouwde het witte paleis dat later werd uitgebreid met het rode paleis. Sindsdien vormde het paleis het winteronderkomen van de Daila Lama’s, totdat de 14e Daila Lama in 1959 uit Tibet moest vluchten. Tegenwoordig woont de Daila Lama in India en dient het paleis als museum.

Rondom het paleis liggen een heleboel mensen op de grond. Maak je geen zorgen, hoewel het er in een oogopslag wat vreemd uitziet, zijn ze erg bewegelijk en wordt al snel duidelijk wat ze aan het doen zijn: bidden. Ze zetten één stap, bidden op de grond, gaan liggen, staan weer op en zetten een stap etc. Zo gaan ze het hele paleis rond als onderdeel van hun pelgrimage en het paleis is groot. Er lopen ook veel mensen met hoeden en draaiende gebedssnoeren. Wanneer ze om het paleis lopen draaien ze vaak aan meerdere van de vele prayer wheels en mompelen ze mantras. De zon is vandaag warm en fel, met name vanwege de hoogte moeten we opletten dat we niet verbranden. Flink bezweet vervolgen de pelgrims hun route. Het paleis is echt magisch in een mooie omgeving met fantastische bergen.

Het enorme gebouw bestaat uit drie hoofdmaterialen: hout, steen en modder. Het is niet erg stevig meer en hoewel de muren dik zijn, gemiddeld zo’n 3 meter, zijn ze ook zacht, daarom geldt er een maximaal aantal bezoekers per dag. Elk jaar wordt het opnieuw geschilderd door vrijwilligers die emmers verf langs de muren naar beneden gieten en de klodders vervolgens verwijderen met water. Voorheen duurde het maanden om het hele paleis te schilderen, maar met hulp van de vrijwilligers wordt het klusje nu in iets meer dan een week geklaard.

Het paleis heeft meer dan 1000 kamers en het witte gedeelte bestaat grotendeels uit overheidskantoren. Waar het witte paleis met name een administratieve functie heeft, heeft het rode gedeelte een spirituele functie. Er zijn vele muurschilderingen, beelden, stoepa’s (met de lichamen van diverse Daila Lama’s), tapijten, gordijnen, porselein, gouden en zilveren objecten, jade en historische documenten te vinden. Er zijn gebedskamers, politieke kamers, religieuze kamers, slaapkamers, vergaderzalen en nog veel meer, je kunt er met gemak verdwalen.

Van de broeders naar de zusters
Na het hoge testosterongehalte is het nu tijd voor wat vrouwelijkheid. Jaja, er zijn niet alleen monniken in Tibet, maar natuurlijk ook nonnen. Het enige nonnencomplex in Lhasa is met de 87 nonnen die er wonen en een max van 100, wel een stuk kleiner dan de mannelijke versie. De vrouwen voeren geen debatten zoals de monniken, maar krijgen les van een vrouwelijke lerares, ze zingen, werken en leren. Ze verdienen hun brood met de kleding en textiel die ze maken en verkopen en met de aalmoezen die ze krijgen.

Na alle historie, religie en politiek is het tijd voor wat ontspanning en dus lopen we naar de Lhasa rivier. We stappen terug in de tijd en zien veel mensen die zich aan het wassen zijn of de was aan het doen. Het is een mooi gezicht met de bergen op de achtergrond. De meesten wassen zich met kleren aan, maar er zijn er ook een paar in ondergoed en een minderheid staat in Adams- of Eva’skostuum in de rivier, vooral kinderen. Het lijkt op het Bathing Festival, op deze dagen zou de rivier een helende werking hebben en dat is dan ook de reden dat er zoveel mensen de rivier ingaan op die dag. Het verhaal gaat dat Boeddha zijn medicijnentas in de rivier waste op een van deze dagen en daarom is dit een spiritueel purificatie ritueel.

Na een paar dagen Lhasa is het tijd om de stad achter ons te laten en ook wat van de rest van het land te verkennen. Lhasa was fantastisch, vol cultuur en verhalen. Helaas is en wordt daarvan een deel afgebroken en begint de stad langzaamaan moderner te worden en misschien zelfs wel een stuk van zijn identiteit te verliezen.

Hit the Road!
Met de chauffeur, gids en een ander koppel gaan we op pad. Het andere koppel heeft ongeveer dezelfde interesse als ons, dat is gunstig als je samen een rondreis doet. We hebben een lange rit voor de boeg van ongeveer 350km, waar we zo’n 7 uur over gaan doen. De rit is ontzettend mooi, omringd door bergen en heel veel water, rivieren en meren. Af en toe komen we langs een dorpje met traditionele huizen en bomen die beginnen te verkleuren van groen naar geel, de herfst komt eraan. De meeste huizen in Tibet werden vroeger gemaakt van hout, modder en stenen. Alle materialen liggen op en tegen elkaar, zodat het flexibel kan bewegen in geval van een aardbeving in omliggende landen, want Tibet zelf heeft geen aardbevingen.

Onderweg zijn er een aantal stops, waar overduidelijk alle tourgroepen standaard stoppen. Mensen staan er met honden (Tibetaanse Mastiffs), geitjes en jakken waar de toeristen mee op de foto kunnen. Wij blijken ook een attractie te zijn, want een Chinese vrouw wil op de foto met ons. Onderling maken we er grappen over, gezien niets hier gratis is en iedereen met een dier geld wil zien wanneer iemand een foto maakt. De vrouw stopt uiteindelijk haar hand in haar zak en wil ons ook geld geven. We beginnen hard te lachen en vragen ons af of ze ons dan misschien toch had verstaan, hoewel dat niet aannemelijk leek. Bij de volgende stop zien we haar opnieuw en willen we onze excuses aanbieden omdat het misschien leek of we haar uitlachten. We maakten ons druk om niks, want ze blijkt toch echt geen Engels te spreken. Bovendien wil ze nu “onze hele hand” en direct meer foto’s met ons, haha!

We komen aan bij Yamdrok Lake op 4800m hoogte. Het is een super mooi en blauw zoetwater meer. Het is zo’n 72km lang en daarmee een van de grootste meren van Tibet. Daarnaast is het ook heilig, bij het maken van een pelgrimstocht wordt dit meer niet overgeslagen. De prachtige natuur is een mooie afwisseling op alle cultuur die we hebben gesnoven in Lhasa. Het uitzicht onderweg is continu prachtig. Veel rivieren, groenblauwe meren, en altijd bergen. Groene bergen, grijze bergen, bruine bergen. Soms een heel klein beetje sneeuw. Soms grasvelden, dan bomen dan kalere vlaktes. Het is prachtig, en het doet me een beetje aan Nieuw Zeeland en Bolivia denken.

Ook in Tibet is de klimaatverandering duidelijk zichtbaar. Er zijn diverse gletsjers en we stoppen even bij Nyinchin Khangsar Karolha Glacier, een grotere gletsjer. Tien jaar geleden kwam de gletsjer helemaal tot beneden, bijna tot aan de weg, nu nog maar tot de helft. Op vele plekken zoals bij deze gletsjers, komen we de bekende gekleurde gebedsvlaggetjes tegen. Er staan guru’s (gebeden) en mantra’s op de vlaggen die met de wind mee gevoerd worden en zo verspreid worden over de wereld en een positieve bijdrage zouden leveren.
De kleuren van de windpaard-vlaggetjes hebben elk hun eigen betekenis. Ze moeten ook in een bepaalde volgorde hangen, en kunnen niet gemixt worden vanwege de balans die ze samen creëren. Zoals bij vele rituelen en geloven zijn er ook voor de vlaggen goede momenten om ze op te hangen, dat zijn namelijk de ochtend en waneer de wind flink waait. Ook geldt de regel hoe hoger hoe beter, omdat er dan meer wind gevangen kan worden en de gebeden beter verspreid over de wereld.

De kleuren staan niet alleen voor vijf verschillende elementen, maar ook voor één van de vijf dyani-Boeddha’s en een eigenschap van de desbetreffende Boeddha van wijsheid.

Blauw – hemel (lucht) – zelfkennis
Wit – wind (wolken) – gelijkheid
Rood – vuur –  zelfbeheersing
Groen – water – goed handelen
Geel – aarde – aanwezig zijn in het moment

In Gyantse bezoeken we het Palcho klooster, voorheen een fort, gesticht in 1418 en bestaande uit 108 kapelletjes – 108 is een heilig getal in het boeddhisme. De gebedssnoer (mala) waar vele Tibetanen mee rondlopen heeft dan ook 108 kralen, deze is te vergelijken met een rozenkrans in het katholicisme. Mala’s worden gebruikt om mantras te tellen tijdens de meditatie en in yoga staat het getal voor spirituele voltooiing. Wat bijzonder is aan het klooster is dat er Boeddhabeelden staan die gemaakt zijn van modder en gras. Dit zijn de originele Boeddha’s in Tibet en ze zijn veelal in originele staat. Men legde de jakhuid op de grond met modder en gras erop om daar vervolgens een halve dag op te slaan om het steviger te maken. Vervolgens werd daar een beeld van gemaakt en wanneer het beeld klaar was lieten ze het uitdrogen. De Boeddhabeelden werden uitgehold en gevuld met kruiden, specerijen en andere belangrijke dingen. De moderne religie bevat meer goud in de tempels, en ook beelden zijn van goud en diamanten of andere dure materialen etc. Tegenwoordig zijn geld en de buitenkant belangrijk, terwijl het voorheen juist van binnen rijk moest zijn.

Zoals in veel plekken in Tibet heeft ook in Shigatse (Sygatse) de Culturele Revolutie zijn sporen nagelaten. De grootste stoepa van Tibet staat hier, de basis is nog origineel maar de rest is gerestaureerd. Vele boeken zijn tijdens de Culturele Revolutie verbrand, maar men heeft er ook een heleboel kunnen redden. Tegenwoordig is heel veel informatie digitaal te vinden waardoor, in tegenstelling tot vroeger, Boeddhabeelden nu belangrijker zijn dan de boeken. Hoe mooier en duurder de beelden hoe beter. Het is meer een business en meer commercieel geworden. Het kapitalisme slaat Tibet dus zeker niet over.

Na het bezoek aan het klooster rijden we dan eindelijk naar ons hotel. Tijdens de rit hebben we veel paarden, schapen, koeien, jakken en herten gezien. De koeien lijken op Nederlandse melkkoeien, zwart met wit. We moesten zelfs een keer stoppen omdat er een kudde schapen midden op de weg stond. De gehele rit van 350km duurde uiteindelijk 11 uur (met veel korte stops), maar was geweldig. We hebben continu mooi uitzicht gehad waardoor de tijd toch voorbij gevlogen is.

We hebben weinig verwachtingen van het hotel, maar het Hotel (Ge Sar) is, net als het hotel in Lhasa, supermooi gedecoreerd. Heel kleurrijk en met veel schilderingen, rode glanzende gordijnen, een zacht bed met schone witte lakens met rode glanzende kussentjes en een rood lint op bed. We blijken nog een welkomstdiner te goed te hebben, daarom gaan we met z’n zessen naar een Tibetaans restaurant. Wederom heel mooi versierd, heel kleurrijk en veel decoraties. We krijgen zelfs een korte show, met een soort van dans. Een vrouw met een mooie kleurige maar vooral roze jurk aan, omringd door mannen. Allemaal hadden ze een soort gitaar in hun hand, waarschijnlijk een dramyen. De gids vertelt ons dat ze voornamelijk zingen over Shigatse, hun stad, en dat die zo geweldig mooi is. Shigatse is de tweede grootste stad van Tibet, maar hier schijnen de iets rijkere mensen te wonen. Onze gids heeft veel lokaal eten besteld, en het smaakt erg goed. De gerechten bestaan o.a. uit groene bonen, aubergine in saus, mais, brood, rijst, lamsvlees en jawel jakvlees.

De Tibetaanse keuken is erg geïnspireerd door de Chinese keuken. In Tibet eet men vooral noodles, noodle soup, yoghurt rijst, gebakken rijst en aardappels. Gerechten zijn vaak een beetje pittig en men gebruikt net als de Chinezen nogal wat olie. Ook dumplings zijn hier makkelijk te vinden, en qua vlees eet men vooral jakvlees wat een beetje smaakt als rundvlees. De Tibetanen eten vrijwel geen zeevruchten of vis al zijn er tegenwoordig wel restaurants die dit aanbieden. Naast de keuken komen veel dingen uit andere landen, of zijn daar op geïnspireerd. Zo is de kledingstijl gebaseerd op de Mongoolse en komt het boeddhisme uit India. In India is het boeddhisme overigens niet meer zo populair als hier en van al deze zaken kun je prima zeggen: dat is typisch Tibet.

Bij Shigatse zet ik dit verhaal op pauze om de volgende keer verder te gaan. Ik ga deze post een beetje “shitty” afsluiten. Hou je neus maar alvast dicht, of, als je er niets over wilt weten, sla dan deze alinea over. Zoals jullie weten, heb ik nogal wat gereisd en ik kan je vertellen dat de omstandigheden soms verre van luxe waren. Ik heb in mijn leven dan ook al veel gekke, maar vooral vieze wc’s gezien. Ondanks dat weet Tibet, Lhasa in het bijzonder, toch de hoofdprijs (met vlag en wimpel!) voor áller áller smerigste toilet ooit in de wacht te slepen. Vaak hebben ze hier een squat toilet (Frans toilet), waar ik tegenwoordig best blij van word, want dan hoef je absoluut niks aan te raken. In Lhasa, bij het klooster, hebben ze dat niet, maar in plaats daarvan een lange geul of goot in een vies stinkend huisje. Er staat een laag muurtje omheen voor wat “privacy” en zo zijn er 3-4 “hokjes”. Je doet je behoefte dus in de geul en als je geluk hebt, of pech, stroomt het door naar de buurvrouw. Het kan ook zomaar blijven liggen, want slechts eens in de zoveel tijd gooit het systeem er wat water doorheen. Stel jezelf dan de smerigste versie hiervan voor, inderdaad iets met nummer twee, een geur die niet te harden is en tientallen vliegen die eromheen zwermen, en dan heb je een idee van deze horror wc. Inderdaad je kunt beter langs de kant van de weg gaan zitten. Het ironische is dat ondanks deze basic omstandigheden er soms wel een handendroger hangt, zeep is ver te zoeken natuurlijk. Het leven van een reiziger is niet altijd rozengeur en maneschijn. Gelukkig zijn niet alle wc’s in Tibet zo en zijn er ook schonere wc’s met stromend water, spoelsysteem en zeep.

Daarnaast is het land prachtig en slapen we in een mooi, fatsoenlijk hotel. Het verhaal gaat dus even op pauze, zodat we flink adem kunnen halen – ja je kunt je vingers van je neus halen. Dat is hard nodig om de volgende keer verder te gaan naar HET DAK van de wereld!

Potala Palace - Lhasa - Tibet

4 thought on “Seven Days in Tibet”

  1. Hey Monique!

    Wederom een prachtig verhaal om te lezen! Met uitzondering van het laatste stukje dan…?

    Prachtige combi van natuur en cultuur als ik het zo lees. Deze staat bij mij op de bucket list en dat is niet veranderd na jouw verhaal, in tegendeel.

    Ik ben zeker benieuwd naar het vervolg!

    Groetjes!

    1. Hey Remco, goed te horen dat na het lezen van mijn verhaal Tibet nog steeds op je bucket list staat. En terecht! Het is een bijzonder stukje van de wereld met een mooie mix van cultuur en natuur.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Related Post